De theorieën

De theorieën rondom hoogbegaafdheid:

Omdat het lastig is om hoogbegaafdheid te omschrijven, is er in 2007 een groepje betrokkenen geweest die heeft gewerkt aan een sluitende definitie. Ik sluit me aan bij deze omschrijving:

Een hoogbegaafde is een snelle en slimme denker, die complexe zaken aankan. Autonoom, nieuwsgierig en gedreven van aard. Een sensitief en emotioneel mens, intens levend. Hij of zij schept plezier in creëren.

Meer bekend is waarschijnlijk het model van Mönks en Renzulli uit 1995, waarbij hoogbegaafdheid wordt bekeken als een combinatie van een hoge intelligentie, grote motivatie en een bijzondere creativiteit. (Hierbij moet niet gedacht worden aan creatief met je handen werken, maar in creatief denken, met andere oplossingen komen). In dit model worden omgevingsfactoren meegewogen en benoemd zoals school, peers (gelijkgestemden) en gezin.
Bij motivatie gaat het meer om doorzettingsvermogen, je ergens in vast kunnen bijten.

Monks-renzulli
Model van Mönks en Renzulli (1995)

Alleen in het midden van dit model zou je kunnen spreken van hoogbegaafdheid.
Ik ben echter van mening dat hoogbegaafden ook buiten dit gebied kunnen vallen, bijvoorbeeld doordat hun motivatie of creativiteit door omgevingsfactoren is verminderd.

Het zijnsluik van Tessa Kieboom

Heel belangrijk is voor mij ook de theorie van het ‘Zijnsluik’ van Tessa Kieboom. Zij geeft aan dat hoogbegaafdheid vooral ook te maken heeft met 4 zijns-kenmerken, zoals in dit plaatje benoemd. De onderwerpen in dit model geven vaak wrijving naar andere mensen toe.